Home > ATEX informatie
ATEX informatie
In omgevingen waar explosiegevaar bestaat, is het essentieel om te werken met apparatuur die aan strenge veiligheidseisen voldoet. ATEX is de Europese richtlijn voor explosieve atmosferen en stelt eisen aan zowel elektrische als mechanische apparatuur, waaronder ventilatoren. Op deze pagina leggen we uit wat ATEX betekent, in welke situaties deze normering van toepassing is en waar je op moet letten bij de selectie van een ATEX-gecertificeerde ventilator. Zo helpen we je de juiste keuzes te maken voor een veilige werkomgeving.
Explosiegevaar en zones: dit betekent ATEX
De ATEX-richtlijnen zijn van toepassing op alle plaatsen waar ontploffingsgevaar kan bestaan. De richtlijnen hebben een breed werkingsgebied en omvatten zowel gasexplosiegevaar als stofexplosiegevaar. Het begrip ATEX is afgeleid van de Franse benaming ‘ATmosphère EXplosible’.
De ATEX richtlijn 2014/34/EU voorziet in regelgeving met betrekking tot producten (atex ventilatoren) die in een explosiegevaarlijke omgeving worden ingezet. De verschillende omgevingen zijn onderverdeeld in drie verschillende zones. Voor alle zones geldt een aparte ATEX certificering.
• Gas zone 0, 1 en 2
• Stof zone 20, 21 en 22
Markering met betrekking tot het veiligheidsniveau
Het toepassen van explosieveilig materieel in een explosiegevaarlijke omgeving kan alleen met materiaal dat op de juiste wijze gemarkeerd is. Op het typeplaatje van de atex ventilator staat altijd een duidelijk leesbare markering met betrekking tot het veiligheidsniveau. Deze is al volgt opgebouwd :
Bijvoorbeeld : II 2G Ex de IIC T4
- II = materieelgroep II (bovengrondse installatie)
- 2 = categorie 2 (voor gas is zone 1)
- Ex = explosieveilig
- de = beschermingswijze
- IIC = gasgroep IIC
- T4 = Temperatuurklasse
Materieelgroepen en categorieën
Op dit moment bestaan er 2 materieelgroepen:
• Materieelgroep I betreft alle ondergrondse (mijnbouw) installaties
• Materieelgroep II betreft alle overige bovengrondse installaties
Materieelgroep II wordt onderverdeeld in 3 gasgroepen. Onderscheid ligt vooral in de MESG (Maximum Experimental Safety Gap) voor wat betreft drukvaste omkapseling en de MIE (Minimum Ignition Energy) voor wat betreft intrinsiek veilige stroomkringen.
Representatieve gassen of dampen van vloeistoffen zijn:
Indeling | Kenmerk | Representatief materiaal |
---|---|---|
I | Mijnbouwgas = 210 µJ | Methaan |
IIA | Ontsteekenergie > 200 µJ | Propaan, butaan, kerosine |
IIB | Ontsteekenergie 60 – 200 µJ | Ethyleen, zwavelwaterstof, ethylether |
IIC | Ontsteekenergie 20 – 60 µJ | Waterstof, acetyleen, zwavelkoolstof |
Doordat steeds meer EN (Europa Normen) gebaseerd zijn op IEC (Internationale Normen) krijgen we binnen Europa ook te maken met de nieuwe stofgroepen III. Deze worden onderverdeeld in IIIA, IIIB en IIIC. De onderverdeling wordt als volgt gekenmerkt:
Indeling | Kenmerk | Representatief materiaal |
---|---|---|
IIIA | Vezels en vlokken > 0,5 mm | Tabak, grof zaagsel |
IIIB | Elektrisch niet-geleidend < 0,5 mm | Melkpoeder |
IIIC | Elektrisch geleidend < 0,5 mm | Grafietpoeder |
Zone indeling
Om vast te stellen in hoeverre maatregelen nodig zijn om werkzame ontstekingsbronnen te vermijden, moeten explosiegevaarlijke gebieden naar regelmaat en duur van aanwezigheid van explosiegevaarlijk gas of stof, in zones ingedeeld worden.
Zone | Aanwezigheid van gas of stof | Typische duur |
---|---|---|
Zone 0 of 20 | Gas of stof voortdurend aanwezig | Meer dan 1000 uur per jaar |
Zone 1 of 21 | Gas of stof waarschijnlijk af en toe aanwezig | Tussen de 10 en 1000 uur per jaar |
Zone 2 of 22 | Gas of stof indien aanwezig voor korte duur | Minder dan 10 uur per jaar |
In de verschillende zones mag men alleen apparaten toepassen uit een bepaalde categorie. In de zone 0 en de zone 20 mogen geen elektromotoren worden toegepast.
Zone | Apparaatcategorie | Explosieveiligheid | Beschermingsgraad | Extra kenmerken |
---|---|---|---|---|
Zone 1 | II 2G | Exn(A), Exe, Exd(e), Exd | ||
Zone 2 | II 3G | Exe, Exd(e), Exd | IP55 | |
Zone 21 | II 2D | Exe, Exd(e) | IP65 | PTC |
Zone 22 | II 3D | IP65 | Niet geleidende stof / Geleidende stof |
Beschermingswijze
Er zijn vele beschermingswijzen tegen ontsteking mogelijk. Hierbij de meest toegepaste beschermingswijzen voor gasexplosieveiligheid.
Ex d – drukvast omhulsel
Beschermingswijze Ex d bestaat uit een drukvast omhulsel welke onderdelen kan bevatten welke onder normaal gebruik vonken of hoge temperaturen kunnen veroorzaken.
Ex e – erhöhte – verhoogde veiligheid
Beschermingswijze Ex e is alleen mogelijk toepasbaar op materieel dat onder normaal gebruik niet vonkt.
Ex p – pressurization – inwendige overdruk
Beschermingswijze Ex p is een methode waarbij apparatuur die onder normaal gebruik kan vonken of hoge temperaturen veroorzaken in een behuizing met inwendige overdruk geplaatst wordt.
Ex i – intrinsieke veiligheid
Beschermingswijze Ex i houdt in dat bij een intrinsiekveilige stroomkring de energie in de stroomkring te laag is om de explosieve atmosfeer te kunnen ontsteken.
Ex n – niet-ontstekend. Alleen voor categorie 3G (zone 2)
nA = niet vonkend, nC = gesloten constructie, nR = beperkt ademend
Temperatuurklassen en maximale oppervlaktetemperatuur
Wanneer een ontsteekbaar gasmengsel of stofwolk in contact komt met een voorwerp met een temperatuur, die gelijk is aan of hoger is dan de ontstekingstemperatuur van dit brandbare gas of stof, kan ontsteking plaatsvinden. Bijvoorbeeld verwarmingselementen, mechanische aandrijvingen, elektromotoren en gloeilampen.
Gasexplosieveilig materieel wordt ingedeeld in temperatuurgroepen of “T-klassen”. Het materiaal, dat in een bepaalde temperatuurklasse is ingedeeld, mag dus worden toegepast voor gassen met een ontstekingstemperatuur, die hoger is dan de bij die groep behorende temperatuur.
Indelingsprincipe (EN 50 014) | Ontstekingstemperatuur |
---|---|
T1 | 450 °C |
T2 | 300 °C |
T3 | 200 °C |
T4 | 135 °C |
T5 | 100 °C |
T6 | 85 °C |
NB: T1 valt binnen de range van T2 etc… T1 is de laagste in rangorde. T6 is dus de ‘zwaarste’ uitvoering.
Richtlijnen
Per 20 april 2016 is ATEX 95 vervangen door ATEX 114 (richtlijn 2014/34/EU) en ATEX 137 (richtlijn 1999/92/EG) heeft een nieuwe naam, namelijk ATEX 153. De benamingen van ATEX 114 en ATEX 153 zijn volgens de Europese Commissie slechts ‘informele’ benamingen. De juiste juridische benamingen zijn richtlijn 2014/34/EU en richtlijn 1999/92/EG.
Alle nieuwe, explosieveilige apparatuur en beveiligingssystemen moeten per 20 april 2016 aan de nieuwe richtlijn voldoen. Dit heeft voornamelijk gevolgen voor de fabrikanten van explosieveilige apparatuur en beveiligingssystemen. Zo moet explosieveilig materieel dat aan de voorschriften van ATEX 114 voldoet, gemerkt zijn met het ‘Ex’-teken in een regelmatig zeskant. Hier geldt geen plicht tot een gele achtergrond. Er komt meer producttoezicht, strengere eisen voor importeurs en nieuwe accreditatie voor ‘notified bodies’. Voor gebruikers is het belangrijk om te weten dat de huidige ATEX 95-certificaten geldig blijven. Echter, zodra explosieveilige apparatuur of beveiligingssystemen worden aangepast of vernieuwd, is ATEX 114 van toepassing.
Het verschil tussen beide richtlijnen is dat ATEX 114 wordt toegepast voor de fabricage van installaties en producten (apparaten CE-richtlijn) en ATEX 153 wordt toegepast op de omgeving, de procedures, de instructies van medewerkers (sociale richtlijn), beide in Ex-omgevingen. Doel van deze combinatie van richtlijnen is het waarborgen van de veiligheid en gezondheid van werknemers in gebieden met explosiegevaar. Daarnaast draagt ATEX 114 bij tot het vrije handelsverkeer binnen de EU, voor materieel en beveiligingssystemen die in deze gebieden worden gebruikt.
Wat is een Notified Body (aangewezen keuringsinstantie)?
Een Notified Body is een onafhankelijke, door de EU aangewezen keuringsinstantie die bevoegd is om explosieveilige producten, zoals ATEX-ventilatoren, te beoordelen en te certificeren volgens de geldende Europese richtlijnen. Voor producten die onder ATEX 2014/34/EU vallen, is deze beoordeling verplicht in bepaalde risicocategorieën.
Op het productlabel van een ATEX-gecertificeerd product wordt altijd vermeld welke instantie de keuring heeft uitgevoerd. Dit gebeurt via een uniek identificatienummer dat hoort bij de betreffende Notified Body. Zo is direct te traceren of het product volgens de juiste procedure is beoordeeld en voldoet aan de veiligheidseisen die in explosiegevaarlijke omgevingen gelden.

Ontvang je graag direct advies? Neem contact met ons op!
Wij zijn bereikbaar van maandag t/m vrijdag van 8:30 tot 17:00 uur
Veelgestelde vragen over ATEX
Wat betekent ATEX precies?
ATEX staat voor ‘ATmosphère EXplosible’ en is de Europese richtlijn voor apparatuur en beveiligingssystemen in explosiegevaarlijke omgevingen.
Wanneer is een ATEX ventilator verplicht?
Een ATEX-gecertificeerde ventilator is verplicht in zones waar een reëel risico op gas- of stofexplosies bestaat. Denk aan zone 0/20, 1/21 en 2/22, afhankelijk van de frequentie en duur van het explosiegevaar.
Wat is het verschil tussen ATEX 114 en ATEX 153?
ATEX 114 (2014/34/EU) richt zich op de eisen voor apparatuur en systemen, terwijl ATEX 153 (1999/92/EG) draait om de veiligheid van werknemers in explosiegevaarlijke omgevingen.
Hoe weet ik of een ventilator aan ATEX voldoet?
Op het typeplaatje van de ventilator staat een ATEX-markering met informatie over de explosieveiligheid, zone-indeling, gas- of stofgroep, temperatuurklasse en de certificerende instantie (Notified Body).
Wat is een Notified Body bij ATEX-certificering?
Een Notified Body is een erkende keuringsinstantie die producten test en certificeert volgens de ATEX-richtlijnen. Op elk ATEX-product staat een nummer dat verwijst naar de betreffende instantie.